Kardoen behoort tot de familie van de Asteraceae en de soort Cynara cardunculus. Het is een vaste plant die wordt geteeld voor het hart van de bladsteel.
Binnen dezelfde soort vinden we ook de artisjok van de variëteit scolymus, eveneens een vaste plant die echter voor zijn bloemknop wordt geteeld. De zadenteelt van beide variëteiten verloopt op nagenoeg identieke wijze.
De bloeiwijze van kardoen en artisjok is een hoofdje. Daarin zitten meerdere blauw- tot violetkleurige bloemen gegroepeerd. Ze zijn tweeslachtig maar niet zelfbevruchtend. Elke bloem wordt bevrucht door een andere bloem, die deel uitmaakt van hetzelfde hoofdje of van een ander hoofdje. Kardoen en artisjok zijn dus kruisbestuivers die insecten nodig hebben voor de bevruchting.
Er bestaat dus een risico op kruising, zowel tussen kardoen en artisjok als tussen verschillende rassen die in dezelfde tuin geteeld worden.
Om kruisbestuiving te vermijden, laten we minstens 1 km tussen twee rassen. 500 m volstaat tussen twee rassen die gescheiden worden door een natuurlijke barrière, zoals een haag.
We kunnen twee rassen ook van elkaar scheiden met behulp van beurtelings gesloten insectengaas, of met permanent gesloten insectengaas waaronder hommelnesten voor de bestuiving zorgen. Kijk voor meer details naar de module over isoleertechnieken in het ABC van de zadenteelt.
Zaaddragers van kardoen worden het eerste jaar op dezelfde wijze geteeld als planten die voor consumptie bestemd zijn. Tijdens het tweede jaar vormt de plant haar zaad.
In koude streken zaaien we kardoen vanaf half februari in potten op een tegen de kou beschutte plek. In streken met een zacht klimaat kan je vanaf eind april, begin mei buiten in de volle grond zaaien.
Selecteer een tiental zaaddragers om een brede genetische diversiteit te waarborgen. Laat je bij je keuze leiden door de kenmerken van het ras. Behoud enkel de meest levenskrachtige planten die goed bestand zijn tegen koude en rot en mooi gevormde bladeren hebben met volle bladstelen zonder vezelige nerven, met of zonder stekels.
Bij artisjokken kiezen we planten die veel bloemknoppen vormen, met een lekkere smaak en planten met een regelmatige groei.
Verwijder bij kardoen planten die al gaan bloeien tijdens het eerste teeltjaar. Oogst in de herfst de kardoenbladeren voor consumptie.
In streken met heel strenge winters graven we de planten uit voor de eerste vorst. We bewaren ze op een vorstvrije plek. In gematigde streken kunnen de wortels van zowel kardoen als artisjok de hele winter in de tuin blijven.
In de lente planten we de zaaddragers, die de winter in de kelder hebben doorgebracht, terug in de volle grond. In de zomer gaan de planten bloeien. In de herfst kunnen we het zaad oogsten. Knip de hoofdjes af zodra het witte donzige kelkpluis verschijnt. Laat narijpen op een droge, goed verluchte plek.
Verwijder het kelkpluis met de hand zodra de bloemen volledig droog zijn. Draag hierbij handschoenen of wees voorzichtig voor de stekels. Wrijf daarna krachtig in de hoofdjes om de zaden los te krijgen. Je kan de hoofdjes ook in een zak stoppen en daarop slaan met een houten of rubberen hamer tegen een niet al te harde ondergrond.
Verwijder nu de grove resten met de hand. Blaas daarna de laatste onzuiverheden weg zodat je enkel schoon zaad overhoudt. Doe de zaden ten slotte in een plastic zakje samen met een etiket waarop je de soort, het ras en het oogstjaar schrijft. Enkele dagen in de diepvriezer maken korte metten met heel wat parasieten.
Kardoenzaad blijft gemiddeld 7 jaar lang kiemkrachtig. Door het in te vriezen kan je deze periode aardig verlengen.
Eén gram kardoenzaad bevat ongeveer 25 zaden.