Tomaten- en komkommerzaad moet eerst fermenteren voordat je het kan schonen. De fermentatie lost het slijmlaagje op dat rond elk zaadje zit en kieming verhindert.
Snij de tomaten of komkommers in twee en lepel de zaden en het sap eruit. Doe alles in een glazen pot en voeg eventueel wat water toe. Oogst geen zaden van beschadigde of rottende vruchten. Voorzie elke pot van een etiket met de namen van de soort en het ras. Omdat de pot doorzichtig is, kan je het fermentatieproces van dichtbij volgen.
Sluit de pot niet hermetisch af. Een bescherming tegen vliegen met wat insectengaas volstaat. Zet de pot op een warme plek met temperaturen tussen 23 en 30 graden, maar niet in de volle zon. De duur van het fermetatieproces hangt af van de temperatuur en van het suikergehalte van het sap.
Stukje bij beetje zal je een witte laag schimmel op het oppervlak zien groeien. Roer het mengsel regelmatig om zodat de fermentatie gelijkmatig verloopt en de laag schimmel niet te dik wordt. Als er niet genoeg vruchtvlees is, kan je eventueel een snufje suiker toevoegen om de fermentatie te activeren. Dit helpt ook tegen ongewenste schimmels.
Controleer regelmatig want op warme dagen kan de fermentatie in minder dan 48 uur voltooid zijn. Wacht je te lang, dan kunnen zaden die hun slijmlaagje kwijt zijn beginnen te kiemen. Dan kan je ze niet meer bewaren.
Wanneer de zaden loskomen en naar de bodem zinken en stukjes vruchtvlees en velletjes boven komen drijven, is het proces voltooid: het slijmlaagje is ontbonden. Nu kan je de zaadjes wassen. Giet het mengsel in een zeef en spoel het zaad schoon onder een waterstraal.
Bij veel groenten die een vrucht vormen schonen we het zaad door te spoelen maar zonder fermentatie. Dit is het geval bij aubergines, pompoenen en courgettes, meloenen en watermeloenen.
Verwijder de zaden uit de vrucht en spoel ze in een zeef onder een straal water. Als de zaden niet gemakkelijk loskomen van het vruchtvlees, kan je ze 12 tot 24 uur laten weken in water tot het vruchtvlees ontbindt en de zaden loslaat. Zet ze niet op een warme plek, anders kunnen ze gaan gisten. Laat de zaden drogen zodra ze schoon zijn.
Na het spoelen is het belangrijk het zaad zo snel mogelijk te drogen. Na maximaal twee dagen moeten de zaden droog zijn. Leg het zaad op een fijnmazige zeef of een plat bord op een goed verluchte, droge plek bij een temperatuur tussen de 23 en 30 graden Celsius.
Voor kleine hoeveelheden kan je ook koffiefilters gebruiken. Die absorberen veel vocht en het zaad kleeft er niet aan vast. Doe maximaal één koffielepel zaad in elke filter. Schrijf de soort en het ras op de filter met onuitwisbare inkt. Hang de filterzakjes aan een waslijn op een droge en goed verluchte plek. Vermijd direct zonlicht en droog de zaden niet op papier want daaraan blijven ze vastkleven.
Wrijf de droge zaadjes tenslotte met de hand van elkaar los.
Na het dorsen moeten we het zaad nog schonen. Daarvoor bestaan verschillende methodes: natte en droge.
Zaden waar geen vruchtvlees omheen zit, zoals prei- of uienzaad, kan je in water schonen.
Vul een doorzichtige kom met water en voeg de zaden toe. Roer het water meermaals om zodat de zware, vruchtbare zaden naar de bodem zinken. Leeg of te licht zaad en plantenresten die blijven drijven kan je met een zeef van het wateroppervlak afschuimen. Giet nu het water dat nog in de kom is door een zeef, om het gezonken zaad op te vangen en zet het meteen te drogen.
Deze methode is niet geschikt voor soorten met te lichte zaden.
Bij grote zaden die je met de hand kan dorsen, bonen bijvoorbeeld, volstaat het misvormde en beschadigde exemplaren te verwijderen.
Van alle andere zaaddragers die we eerst dorsen, moeten we nadien de plantenresten verwijderen. Zeef het geheel eerst in een erg grofmazige zeef die de grootste plantenresten tegenhoudt. Vang het zaad en de kleinere resten op in een emmer.
Doe dit daarna nog een keer, maar nu met een zeef waar de zaden niet meer doorheen kunnen maar de kleine restjes wel. De keuze van de juiste zeef is hierbij cruciaal. Die houdt enkel de zaden tegen en laat zoveel mogelijk van de restjes door.
Als laatste etappe van het schoonmaken gieten we het zaad in een platte schaal en blazen er zacht overheen. Zo verwijderen we ook de laatste lichte deeltjes.
We kunnen ook een beroep doen op de wind. Leg buiten een laken op de grond en zet daar een bak op. Giet het zaad er vanop zekere hoogte als regen over uit. De wind blaast de resten naast de bak. Let wel op voor windstoten, die ook het zaad te ver kunnen meevoeren! Je kan voor deze techniek ook een ventilator gebruiken. Een kleine compressor kan ook erg doeltreffend zijn, met name voor zwaardere zaden. Al te licht zaad kan weggeblazen worden.
Welke methode je ook kiest, een klein deel van de zaden gaat altijd verloren. Stel jezelf de vraag hoe goed het eindresultaat moet zijn. Je kan alle resten verwijderen, maar daarbij ook de lichtste zaadjes verliezen. Als je minder strikt sorteert, kan het zijn dat een deel van het zaad niet ontkiemt.
Eén ding is zeker: de natuur is erg gul. Wie eenmaal begint met zaden telen, begrijpt al snel dat de meeste planten enorme hoeveelheden zaad produceren, veel meer dan jij voor je eigen tuin kunt gebruiken. Je hoeft bij het schonen dan ook niet tot het uiterste te gaan, er zal altijd genoeg zaad zijn.