Radijzen en rammenassen behoren tot de kruisbloemenfamilie of Brassicaceae en de soort Raphanus sativus. We onderscheiden onder andere kleine radijzen, Raphanus sativus sativus, en rammenassen, Raphanus sativus niger, die groter zijn. Er bestaan rassen voor elk seizoen en ook bewaarrassen.
Kleine radijzen zijn meestal wit, roze of rood van kleur, al bestaan er ook gele, grijze, paarse en zwarte rassen. Ze hebben ronde of meer langwerpige knollen. Rammenassen kunnen wit, roze, paars of zwart zijn en hebben ronde of langwerpige knollen die niet allemaal even lang zijn.
Radijzen en rammenassen hebben tweeslachtige bloemen waarin dus zowel de mannelijke als de vrouwelijke organen aanwezig zijn. De meeste rassen zijn niet zelfbevruchtend: het stuifmeel van de ene plant kan enkel bloemen van een andere plant bevruchten. Teel dus meerdere zaaddragers dicht bij elkaar om een goede bestuiving te garanderen. Het zijn kruisbestuivers die voornamelijk door insecten bestoven worden. De bloemen van radijzen en rammenassen zijn wit of violet. Ze produceren veel nectar en trekken heel wat insecten aan.
Alle radijzen en rammenassen kunnen met elkaar kruisen.
Om kruisingen te vermijden, worden twee rassen op een afstand van 1 km van elkaar geteeld. 500 m volstaan tussen twee rassen die gescheiden worden door een natuurlijke barrière, zoals een haag.
Om twee rassen in dezelfde tuin te telen, kan je ze beurtelings isoleren met behulp van insectengaastunnels. Je kan ook één enkel ras afschermen onder permanent gesloten insectengaas en daaronder een hommelnest plaatsen voor de bestuiving. Meer details van deze technieken komen aan bod in de module over isoleertechnieken in het ABC van de zadenteelt.
Radijzen zijn eenjarige planten. Als je in maart of april zaait, kan je het zaad in de late zomer oogsten.
Oogst 50 tot 100 radijzen, en selecteer daaruit meteen 15 tot 20 zaaddragers. Plant de geselecteerde knollen weer uit in rijen. Laat 25 cm tussen de knollen en 30 cm tussen de rijen. Geef daarna rijkelijk water.
Rammenassen zijn tweejarige planten. We zaaien ze in de zomer en laten ze overwinteren. Tijdens het tweede jaar gaan ze bloeien en zaad vormen.
Graaf de rammenassen uit aan het eind van de herfst en maak een selectie.
Produceer alleen zaad van gezonde, robuuste planten die je gedurende de hele groeiperiode hebt geobserveerd. Baseer je keuze op de gewenste selectiecriteria: grootte, kleur, groeikracht, ziekteresistentie, schietgevoeligheid, sappige knollen zonder holtes, zachte of scherpe smaak.
Snij de bladeren af zonder de wortelhals of knol te beschadigen en kuil de knollen in, in vochtig zand of in plastic bewaarzakken. Bewaar ze op een koele maar vorstvrije plek.
Controleer de ingekuilde knollen regelmatig gedurende de winter en verwijder rottende exemplaren.
Plant de geselecteerde knollen in de lente weer in de volle grond. Laat 25 cm tussen de verschillende knollen in een rij en 30 cm tussen de rijen. Geef rijkelijk water.
De zaaddragers kunnen tot 2 m hoog worden. Zorg daarom voor ondersteuning.
De zaden zijn rijp als de hauwen beige kleuren.
Meestal rijpen de stengels niet allemaal even snel. Om geen zaad te verliezen kan je dus het best één voor één enkel de rijpe stengels oogsten. Je kan ook de hele plant oogsten vóórdat alle zaad rijp is. Om het rijpingsproces te voltooien laten we de planten op een droge, goed geventileerde plek verder drogen en narijpen.
De hauwen van radijs en rammenas zijn klaar om te dorsen zodra je ze gemakkelijk tussen je vingers kan openbreken.
Je kan de hauwen dorsen door ze met een deegrol te pletten. Je kan ze ook in een zak steken en daarop slaan, tegen een zachte ondergrond om het zaad niet te beschadigen.
Grotere hoeveelheden kan je ook vertrappelen of er overheen rijden met een voertuig.
Hauwen die moeilijk opengaan bevatten waarschijnlijk onrijpe zaden die slecht kiemen.
Kies voor het schonen eerst een grove zeef die de zaden doorlaat maar grote resten tegenhoudt. Gebruik daarna een fijnmazige zeef die het zaad tegenhoudt en de kleine restjes doorlaat.
Verwijder de laatste restjes door op het zaad te blazen of met de hulp van de wind.
Steek steeds een etiket met de naam van het ras, de soort en het productiejaar ín het zakje, want een opschrift óp het zakje wordt soms al te gemakkelijk weggewist.
Schakel ongewenste parasieten uit door het zaad enkele dagen in de diepvriezer te leggen.
Radijszaad blijft 5 tot 10 jaar lang kiemkrachtig, en nog langer als je het permanent in de diepvriezer bewaart.