Spinazie
Chenopodiaceae


Spinazie behoort tot de ganzenvoetfamilie of Chenopodiaceae* en de soort Spinacia oleracea. Het is een eenjarige of tweejarige plant die voor zijn bladeren geteeld wordt. Sommige rassen doen het beter in de winter, andere telen we in de lente of de zomer.

Bestuiving

Spinazie is een tweehuizige plant. Er zijn dus mannelijke planten, die het stuifmeel verspreiden, en vrouwelijke planten, die het vruchtbare zaad dragen. De vrouwelijke bloemen zijn onopvallend. Ze bevinden zich in de bladoksels. De mannelijke bloemen bevinden zich bovenaan de plant en beginnen te bloeien vóór de vrouwelijke planten.

Spinazie is een kruisbestuiver : de bloemen van een plant kunnen dus uitsluitend bevrucht worden door stuifmeel van een andere plant. De bestuiving gebeurt door de wind.
Het is een langedagplant: hij gaat bloeien wanneer de dagen 10 tot 14 uur daglicht hebben. Het bloeiproces duurt 2 tot 3 weken.

Om kruisingen te vermijden, laten we 1 km tussen twee rassen. 500 m volstaat tussen twee rassen die gescheiden worden door een natuurlijke hindernis, zoals een haag.

Door twee rassen op verschillende momenten te zaaien, kunnen we er ook voor zorgen dat ze niet gelijktijdig bloeien. Zorg er wel voor dat de plant haar volledige cyclus van zaad tot zaad kan voltooien.
We kunnen de rassen ook van elkaar scheiden met behulp van beurtelings geopend insectengaas. Bekijk voor meer details de module over isoleertechnieken in het ABC van de zadenteelt.

Teeltcyclus

Spinaziezaad kan je, afhankelijk van het ras, op verschillende manieren telen.
Zaai lenterassen vroeg in het seizoen, dan gaan ze in de zomer van hetzelfde jaar nog bloeien en zaad vormen. Kweek ze niet in de winter, want ze kunnen niet goed tegen de kou.
Winterrassen zaaien we in de herfst. Ze groeien ‘s winters en gaan in de lente bloeien en zaad vormen.

Selecteer minstens 25 tot 30 planten om voldoende genetische diversiteit te garanderen.
Produceer enkel zaden van gezonde planten die voldoen aan de typische kenmerken van het ras.
Belangrijke criteria bij winterrassen zijn enerzijds winterhardheid, maar vooral hun weerstand tegen wortelverstikking. Dat is een vaak voorkomend fenomeen in de winter, herkenbaar aan het vergelen van de bladeren. Pluk niet te veel bladeren van de zaaddragers.

De bloeistengels worden wel 80 cm hoog, maar hebben geen steun nodig. De mannelijke planten zullen als eerste verdrogen en kan je dan ook beter uittrekken. De vrouwelijke planten kan je later herkennen aan hun bleke zandkleur. Zodra het zaad rijp is, knippen we de bloeistengels af, na het opdrogen van de morgendauw. Laat de zaaddragers verder drogen op een goed verluchte en droge plek.

Dorsen, schonen en bewaren

We dorsen het zaad door de stengels tussen de handen stuk te wrijven. Draag hierbij handschoenen. Je kan ze ook vertrappelen of er met een stok op slaan.
Schonen doen we eerst met een grofmazige zeef die de grote resten tegenhoudt. Daarna zeven we met een fijnmazige zeef die het zaad tegenhoudt maar de kleine resten doorlaat. Ten slotte wannen we het zaad: blaas erop om de laatste restjes te verwijderen, of laat je helpen door de wind.
Steek steeds een etiket met de soort, het ras en het oogstjaar bij de zaden in het zakje, want wat je op de buitenkant van het zakje schrijft wordt vaak snel onleesbaar.
Door het zaad enkele dagen in de diepvriezer te leggen, schakel je de larven van parasieten uit.
Spinaziezaad blijft 5 jaar kiemkrachtig, soms zelfs tot 7 jaar. Door het in de diepvriezer te bewaren kan je deze periode nog aardig verlengen. 1 gram telt ongeveer 100 zaden.

*Recente systemen voor plantentaxonomie die zich baseren op de evolutie van erfelijk materiaal classificeren de Chenopodiaceae niet meer als aparte familie maar als deel van de amarantenfamilie (Amaranthaceae).

We use cookies to store your preferences of navigation on the website. We don't use any trackers or advertisers.

Close