Zonnebloemen behoren tot de composietenfamilie of Asteraceae en tot de soort Helianthus annuus. Het zijn éénjarige planten die gekweekt worden voor hun oliehoudende zaden of voor hun mooie bloemhoofden. Er bestaan heel wat variëteiten.
In het geslacht Helianthus vinden we ook de aardpeer, Helianthus tuberosus, een vaste plant met eetbare knollen, ook wel bekend als topinamboer of jeruzalemartisjok.
De bloeiwijze van de zonnebloem noemen we een hoofdje. Dat is samengesteld uit vele kleine bloemen die vanaf de buitenrand naar binnen toe stapsgewijs ontluiken. Elke bloem is tweeslachtig. Als eerste verschijnen de meeldraden. Ze verspreiden hun stuifmeel gedurende één dag. Daarna verandert de bloem en verschijnen de stampers die het stuifmeel kunnen opvangen.
Nu gaan insecten, vooral bijen en hommels, de bloemen bevruchten door het stuifmeel van de ene naar de andere bloem te brengen. Zonnebloemen zijn meestal kruisbestuivers want de meeste rassen zijn niet zelfbevruchtend. Dit betekent dat stuifmeel van de ene plant enkel bloemen van een andere plant kan bevruchten. Kweek dus meerdere zonnebloemen op dezelfde plek voor een volledige bevruchting.
Bepaalde zonnebloemrassen zijn zelfbevruchtend. Dit wil zeggen dat bevruchting mogelijk is tussen twee bloemen van hetzelfde hoofdje.
Alle zonnebloemrassen kunnen met elkaar kruisen. In sommige streken vinden we ook wilde variëteiten die met gecultiveerde rassen kunnen kruisen. Hetzelfde geldt voor de aardpeer, een nauw verwante soort.
Om kruisbestuiving tussen twee rassen te vermijden laten we 1 km tussenbeide. 700 m volstaat als ze gescheiden worden door een natuurlijke barrière, zoals een haag.
Als je tuin in de buurt van een veld zonnebloemen ligt of als je in één tuin zaad wilt telen van meerdere rassen, dan kan je de bloemen ook zelf bestuiven om kruisingen te vermijden.
Zonnebloemen met de hand bestuiven is relatief eenvoudig. Steek elk hoofdje apart in een zeer stevige en waterdichte zak uit kraftpapier vóór de bloemen beginnen te ontluiken.
Zodra ze beginnen te bloeien, bevrijden we de hoofdjes van twee planten die in elkaars buurt groeien uit hun zakken. Kijk uit voor bijen en hommels die onvermoeibaar zullen proberen de bloemen te bezoeken. Wrijf de bloemhoofdjes voorzichtig tegen elkaar. Steek ze daarna meteen weer in hun zak. Herhaal deze handeling iedere dag van de bloeiperiode, die 5 tot 10 dagen duurt.
Laat de zakken over de hoofdjes zitten tot je gaat oogsten.
We telen de zaaddragers op dezelfde manier als zonnebloemen die als bloemen gekweekt worden, of waarvan het zaad voor consumptie bestemd is.
Behoud minstens 10 planten om voldoende genetische diversiteit te garanderen. Besteed veel aandacht aan de selectie van zaaddragers aan de hand van de eigenschappen van het ras: de hoogte van de plant, de omvang en kleur van de hoofdjes en de zaadkwaliteit.
De zaden vormen zich vanaf de buitenrand van het hoofdje stapsgewijs naar het midden toe. Knip de hoofdjes af zodra alle zaden gevormd zijn en de bloemblaadjes op de grond beginnen te vallen. Vogels zijn dol op de zaden. Wacht dus niet met oogsten tot de hele plant droog is, of al het zaad wordt opgegeten.
Wrijf over de bloemhoofden zodat de droge bloemblaadjes op de grond vallen. Snij de omwindselblaadjes af, want die bemoeilijken het drogen. Leg de hoofdjes op een droge, goed geventileerde plek, met het zaad aan de bovenkant. Zo voorkom je dat ze schimmelen of fermenteren.
Wrijf over het hoofdje zodat de zaden loskomen. Je kan ook een rooster boven een emmer vastmaken en de hoofdjes daartegen leegwrijven. Laat het zaad daarna opnieuw drogen op een goed geventileerde en droge plek.
Om zeker te zijn dat het zaad droog genoeg is, kan je proberen één van de zaden dubbel te vouwen. Als het breekt kan je het zaad opslaan.
Ten slotte wannen we de zaden om de laatste restjes te verwijderen. Giet het zaad op een schaal of in een wanmand en blaas de lichtere resten weg.
Bewaar het zaad in een zakje en steek daar ook een etiket in met de namen van de soort en het ras en het oogstjaar. Enkele dagen in de diepvriezer maken korte metten met larven van parasieten.
Zonnebloemenzaad blijft gemiddeld 7 jaar kiemkrachtig. Door het in de diepvriezer te bewaren, blijft het nog langer vruchtbaar.