De tomaat behoort tot de nachtschadefamilie of Solanaceae en tot de soort Solanum lycopersicum. In gematigde streken is het een eenjarige plant maar in tropische regio’s kan hij zich ook als vaste plant gedragen. Er bestaan duizenden tomatenrassen met grote verschillen in kleur, vorm, grootte, smaak, groeiduur, vroegrijpheid, aanpassing aan lage of hoge temperaturen, aan vochtigheid, enzovoort.
Daarnaast onderscheiden we stamtomaten en struiktomaten. Stamtomaten blijven onbeperkt groeien en maken dus voortdurend nieuwe bloemen aan. Hierdoor is ook de oogst over een lange periode gespreid.
Struiktomaten daarentegen houden vanzelf op met groeien en hebben dus een beperkte bloeiperiode. Hierdoor blijft ook de oogstperiode beperkt.
Tomaten hebben tweeslachtige bloemen. Dit wil zeggen dat de mannelijke en vrouwelijke organen zich in dezelfde bloem bevinden. Het stuifmeel van een bloem kan de stamper van dezelfde bloem bevruchten. Tomaten zijn dan ook in de eerste plaats zelfbestuivers.
In gematigde streken zitten de voortplantingsorganen doorgaans goed afgeschermd binnenin de bloem. Hierdoor komt kruisbestuiving zelden voor. In warme en tropische streken daarentegen komt kruisbestuiving veel vaker voor. Het is de lengte van de stamper die het risico op kruisbestuiving bepaalt. Het is voor insecten immers gemakkelijker een stamper te bevruchten die langer is dan de meeldraden, dan een stamper die verstopt zit tussen met elkaar vergroeide meeldraden.
Grote vleestomaten hebben dikwijls dubbele bloemen die gevoeliger zijn voor kruisbestuiving. Het is daarom belangrijk de bloeiwijze van elk ras nauwkeurig te bestuderen en ook de bedrijvigheid van insecten in de omgeving te volgen.
Door in je tuin andere bloemen te zaaien die bijen en hommels aantrekken kan je kruisingen tot een minimum beperken.
Als de wind het laat afweten, kan je de planten meerdere keren per dag schudden om zelfbestuiving te stimuleren.
Om in gematigde streken kruisingen tussen rassen met korte, afgeschermde stampers te vermijden, laten we 3 m tussen twee rassen. Laat 9 tot 12 meter tussen twee rassen met lange, uitstekende stampers.
In warme en tropische streken is een afstand van 1 km noodzakelijk tussen twee rassen. 200 meter volstaat als er zich tussen de rassen een natuurlijke barrière bevindt, zoals een haag.
We kunnen de rassen ook scheiden met behulp van insectengaas. Bekijk voor deze techniek de module over isoleertechnieken in het ABC van de zadenteelt.
In gematigde streken is de tomaat een eenjarige plant. In tropische streken kan de plant meerdere jaren overleven. We telen de zaaddragers op dezelfde manier als tomaten die voor consumptie bestemd zijn.
Reken bij vroegrijpe rassen minstens 40 dagen vanaf het ontluiken van de bloemen tot de vruchten rijp zijn. Halflate rassen hebben eerder 60 dagen nodig en late rassen tot 80 dagen.
Als je zaad wil telen selecteer je het best planten die je gedurende de hele levenscyclus observeert. Kies zaaddragers die beantwoorden aan de vooropgestelde criteria: levenskrachtige planten met een regelmatige groei, planten die ofwel vroeg ofwel juist laat bloeien, en veel bloemen dragen die allemaal uitgroeien tot vruchten.
Geef bij struiktomaten de voorkeur aan planten met een compacte groei en een korte oogstperiode. We testen de vruchten natuurlijk ook op smaak. Kies vruchten met de typische kenmerken van het ras : vorm, grootte, de kleur van het vruchtvlees, een mooie vruchthuid, het aantal zaadhokken.
Als je zaad gebruikt van reeds geoogste tomaten, heb je niet de mogelijkheid de kenmerken van het ras tijdens de groei te observeren.
Oogst enkel rijpe, eetklare tomaten van gezonde planten. Kies bij voorkeur vruchten van de eerste of tweede bloemtros. Je kan ook later in het seizoen tomaten oogsten van planten die resistent blijken tegen ziektes.
Om voor elk ras een brede genetische diversiteit te bewaren neem je het best vruchten van 6 tot 12 verschillende moederplanten. Zieke planten of beschadigde tomaten laat je uiteraard beter links liggen.
Als de vruchten aan het eind van de zomer nog niet helemaal rijp zijn, kan je ze plukken en laten narijpen op een warme plek zoals een serre of een vensterbank.
Maak eerst een selectie van rijpe vruchten die nog niet fermenteren.
Als je niet te veel tomaten hebt, kan je ze gewoon middendoor snijden en het zaad eruit lepelen met wat vruchtvlees. Vang alles op in een glazen pot. Je kan de tomaten ook leegknijpen.
Grotere hoeveelheden, kerstomaten of wilde tomaten snij je het best in kleinere stukken. Die gaan we mixen met een staafmixer of blender.
Elk zaadje is gehuld in een slijmlaagje dat voorkomt dat het al in de vrucht ontkiemt. Door het fermentatieproces zal dit laagje oplossen. Meer details hierover vind je in de module over zaadschoningstechnieken in Het ABC van de zadenteelt.
Spoel het zaad in een zeef onder stromend water. Spreid het daarna uit in een dunne laag en laat het enkele dagen drogen op een droge en goed verluchte plek in de schaduw.
Kleine hoeveelheden zaad kan je drogen in koffiefilters. Die zijn sterk absorberend en de droge zaadjes blijven er niet aan vastkleven. Doe maximaal één koffielepel zaad in elke filter. Hang de zakjes daarna te drogen aan een waslijn op een droge, goed verluchte plek in de schaduw.
Bewaar het tomatenzaad nadien in een glazen pot of een plastic zakje op een koele, droge en donkere plek. Steek er een etiket bij met de namen van soort en ras en het productiejaar.
Tomatenzaad blijft ongeveer 4 tot 6 jaar kiemkrachtig. In de diepvries blijft het nog langer goed.