Watermeloen is een eenjarige plant uit de komkommerfamillie of Cucurbitaceae en de soort Citrullus lanatus. We onderscheiden drie types: zoete watermeloenen, watermeloenen voor confituur en bittere watermeloenen, die in Afrika geteeld worden voor hun eetbare, oliehoudende zaden.
Watermeloenen zijn eenhuizige planten. Elke plant heeft zowel mannelijke als vrouwelijke, eenslachtige bloemen, die maar één dag bloeien.
Vrouwelijke bloemen herken je aan het eivormige vruchtbeginsel onder de bloem. Dat is een mini-watermeloen die na de bestuiving verder groeit. Mannelijke bloemen groeien aan het uiteinde van lange bloemstelen.
Watermeloenen kunnen zichzelf bestuiven. Het stuifmeel uit een mannelijke bloem bevrucht dan een vrouwelijke bloem van dezelfde plant.
Toch zijn het vooral kruisbestuivers en insecten, vooral bijen, zorgen voor de bestuiving. Alle watermeloenrassen kunnen met elkaar kruisen, en eveneens met wilde watermeloenen. Ze kruisen echter niet met komkommers, meloenen of pompoenen.
Om kruisingen te vermijden, laten we 1 km tussen twee rassen. 400 meter volstaat als er zich tussenbeide een natuurlijke barrière bevindt, zoals een haag.
Er bestaan verschillende methodes om in één tuin zaad te telen van twee of meer rassen.
Zo kan je een ras helemaal afschermen met behulp van insectengaas en daaronder een hommelnest plaatsen voor de bestuiving.
Een tweede methode bestaat erin twee rassen om de beurt gedurende één dag af te schermen met behulp van insectengaas dat je dagelijks opent of sluit. Zo kunnen wilde insecten beide rassen afwisselend bestuiven. De opbrengst ligt hier wel lager omdat sommige bloemen niet bestoven worden.
Ten slotte kan je ook met de hand bestuiven. Dat is moeilijker dan bij courgettes of pompoenen, want de bloemen zijn veel kleiner en het is niet zo eenvoudig te zien welke bloemen de volgende dag zullen ontluiken.
De bevruchtingsgraad bij handbestuiving ligt tussen de 50 en 75 procent. Niet bevruchte bloemen sterven af.
Meer uitleg over deze drie methodes vind je in de modules over isoleertechnieken en handbestuiving in het ABC van de zadenteelt.
De teelt van watermeloenen voor zaad verloopt op dezelfde manier als die van watermeloenen die voor consumptie bestemd zijn. Watermeloen is afkomstig uit Afrika en heeft dus veel warmte nodig om te kiemen en te groeien.
Selecteer minstens 6 zaaddragers om voldoende genetische diversiteit te garanderen. Een dozijn of meer is nog beter.
Besteed veel aandacht aan de keuze van zaaddragers die beantwoorden aan de kenmerken van het ras : vroegrijpheid, het aantal vruchten, de smaak en het suikergehalte. Selecteer alleen goed ontwikkelde planten en verwijder zieke exemplaren.
Zodra de vrucht rijp is voor consumptie, is ook het zaad rijp voor de oogst.
Snij de watermeloen in stukken en haal de zaden eruit met een mes. Kinderen weten doorgaans perfect hoe ze zelfs de laatste zaden moeten lospeuteren.
Spoel de zaden gewoon af onder stromend water. Doe ze daarna in een kom water om lege, steriele zaden te verwijderen. Vruchtbaar zaad is vol en zinkt naar de bodem. Zaden die boven blijven drijven zijn leeg en mogen weg. Laat het zaad daarna drogen in de schaduw.
Om zeker te zijn dat het zaad droog is, kan je er met je vingernagel in drukken. Als die geen spoor achterlaat is het zaad droog.
Steek steeds een etiket met daarop het productiejaar en de namen van soort en ras bij het zaad in het zakje, want opschriften óp het zakje worden soms weggewist. Bewaar het enkele dagen in de diepvriezer om af te rekenen met eventuele parasieten.
Watermeloenzaad blijft gemiddeld 5 jaar kiemkrachtig, soms zelfs tot 10 jaar. In de diepvriezer kan je het nóg langer bewaren.